Demo aanvragen
Terug naar overzicht

Maandag 9 juli 2012

Notarieel tuchtrecht rekt interne goedkeuringsregeling op tot externe beperkingen

De kamer van toezicht Almelo heeft een notaris berispt die heeft nagelaten er op toe te zien dat de statutaire toestemming van een aandeelhouder (de aandeelhoudersvergadering?) voor het verrichten van een rechtshandeling door een B.V. werd verkregen. Zie tuchtuitspraak YC0703 en NM editie 7/8 2012.

Het ging over een verkoop van een registergoed (waarvoor wel interne goedkeuring was verkregen) en vervolgens de novatie van het recht op ontvangst van de koopsom in een geldlening (afgezekerd met een hypotheek). Voor de geldlening en de aanvaarding van de hypotheek door de B.V. was geen interne toestemming verkregen.

Ontwaar ik hier een trend: doorgeven kettingbeding, instemming eerste hypotheekhouder bij vestiging tweede hypotheek en nu ook de interne goedkeuring van een vennootschapsorgaan? Het tuchtrecht gaat verder dan het behoort.

Op grond van de eerste richtlijn vennootschapsrecht en artikel 2:240,lid 3 BW is de bestuursbevoegdheid onvoorwaardelijk. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan het ontbreken van interne goedkeuring externe effecten hebben, zie het Bibolini arrest van de Hoge Raad. De gedachte achter de richtlijn is dat derden zich niet hoeven te vergewissen of er een besluit door een vennootschapsorgaan is genomen. Dit betreft zowel het besluit van het bestuur dat aan de vertegenwoordigingshandeling ten grondslag zou moeten liggen als interne goedkeuringsbesluiten. Waarom zou dit anders liggen als er een notaris betrokken is?

Met het wetsontwerp bestuur en toezicht wordt de veelbesproken extern wekende tegenstrijdig belang regeling een regeling van interne aard. Met deze tuchtuitspraak bestaat de kans dat de notaris moet gaan onderzoeken of het bestuur een besluit heeft genomen tot het verrichten van een rechtshandeling. Immers wat is het verschil tussen een goedkeuring van een orgaan en het besluit van het bestuur om tot vertegenwoordiging over te gaan. Beiden zijn van interne aard. Ik denk dat we die kant niet op moeten.

Ik zou menen dat de notaris het bestuur/de handelende bestuurder(s) wijst op het mogelijke bestaan van interne goedkeuringsregels en het aan de verantwoordelijkheid van het bestuur overlaat, hierop actie te ondernemen. Daarbij behoort dan de waarschuwing dat het veronachtzamen van die beperkingen onbehoorlijk bestuur kan opleveren. Hier zou het moeten ophouden. Als betrokkenen bij de vennootschap verdergaande beperkingen in de bestuursbevoegdheid wensen, staat het hen vrij een meer handtekeningenstelsel voor te stellen. Als een aandeelhouder zich gepasseerd voelt, staat het hem vrij het bestuur om uitleg te vragen en biedt ons vennootschapsrecht hem de nodige rechtsmiddelen. Op die wijze zou hij zijn belangen moeten proberen veilig te stellen en niet via de omweg van het notariele tuchtrecht. De interne besluitvorming en goedkeuringsregeling zou m.i. niet onder de zorgplicht van de notaris moeten vallen. Het recht dat uit de richtlijn voortvloeit, zou ook op hem van toepassing moeten zijn.